Oefening 1: Onbepaalde voornaamwoorden voor personen
2. Ik heb *ไม่มีใคร* gezien op het feest. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’).
3. *ใครก็ได้* kan me helpen met dit probleem. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iedereen’ of ‘wie dan ook’).
4. Er was *บางคน* die mijn tas vond. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’).
5. *ไม่มีใคร* weet het antwoord op deze vraag. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’).
6. *ใครบางคน* heeft een brief voor jou achtergelaten. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’).
7. Je kunt *ใครก็ได้* uitnodigen voor het feest. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iedereen’).
8. *ไม่มีใคร* kwam opdagen voor de vergadering. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’).
9. *ใครบางคน* heeft mijn boek geleend. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’).
10. Wil je dat *ใครก็ได้* dit probleem oplost? (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘wie dan ook’).
Oefening 2: Onbepaalde voornaamwoorden voor dingen
2. Er is *ไม่มีอะไร* in de koelkast. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’).
3. Kan je *อะไรบางอย่าง* voor me meenemen? (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’).
4. Hij zei dat hij *ไม่มีอะไร* wilde eten. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’).
5. Er is *บางอย่าง* mis met mijn computer. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’).
6. Ik heb *ไม่มีอะไร* gehoord over het nieuws. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’).
7. Ze zoekt naar *บางอย่าง* om te lezen. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’).
8. Er is *ไม่มีอะไร* te doen vandaag. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’).
9. Kun je me *บางอย่าง* geven om te schrijven? (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’).
10. Hij heeft *ไม่มีอะไร* gekocht in de winkel. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’).