Oefening 1: Onbepaalde voornaamwoorden gebruiken in zinnen
2. Bugün *hiçkimse* gelmedi. (Gebruik een woord voor “niemand”)
3. *Herkes* toplantıya katıldı. (Gebruik een woord voor “iedereen”)
4. Dün *bazıları* sinemaya gitti. (Gebruik een woord voor “sommigen”)
5. Bahçede *birkaç* çiçek var. (Gebruik een woord voor “enkele”)
6. Sınıfta *herkes* sessizdi. (Gebruik een woord voor “iedereen”)
7. Bana *hiçkimse* yardım etmedi. (Gebruik een woord voor “niemand”)
8. *Bazıları* bu kitabı çok sevdi. (Gebruik een woord voor “sommigen”)
9. Akşam yemeğinde *birkaç* kişi vardı. (Gebruik een woord voor “enkele”)
10. *Birisi* telefonu çaldı ama kimse görmedi. (Gebruik een woord voor “iemand”)
Oefening 2: Vul het juiste onbepaalde voornaamwoord in
2. *Birisi* kapıyı açtı ama kim olduğunu göremedim. (Kies het woord voor “iemand”)
3. *Herkes* sınavdan geçti. (Kies het woord voor “iedereen”)
4. Parkta *birkaç* çocuk oynuyor. (Kies het woord voor “enkele”)
5. Toplantıya *bazıları* katılmadı. (Kies het woord voor “sommigen”)
6. *Herkes* bu haberi duydu. (Kies het woord voor “iedereen”)
7. Bugün *hiçkimse* dışarı çıkmak istemiyor. (Kies het woord voor “niemand”)
8. *Birisi* bana yardım etti. (Kies het woord voor “iemand”)
9. Akşam yemeğine *bazıları* geç kaldı. (Kies het woord voor “sommigen”)
10. Masada *birkaç* kitap var. (Kies het woord voor “enkele”)