Oefening 1: Gebruik van onbepaalde voornaamwoorden in de nominatief
2. *Nešto* je palo sa stola. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ in de nominatief.)
3. *Niko* nije došao na zabavu. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ in de nominatief.)
4. *Svi* vole čokoladu. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iedereen’ in de nominatief.)
5. *Nečiji* pas laje u dvorištu. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand zijn’ in de nominatief.)
6. *Neko* je ostavio poruku na stolu. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’ in de nominatief.)
7. *Nešto* miriše lepo u kuhinji. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ in de nominatief.)
8. *Niko* ne zna odgovor. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ in de nominatief.)
9. *Svi* učenici su spremni za test. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iedereen’ in de nominatief.)
10. *Nečiji* telefon zvoni. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand zijn’ in de nominatief.)
Oefening 2: Gebruik van onbepaalde voornaamwoorden in de accusatief en genitief
2. Nemam *nešto* za jesti. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ in de accusatief.)
3. Ne poznajem *nikoga* ovde. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ in de accusatief.)
4. Čekam *nekoga* da mi pomogne. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’ in de accusatief.)
5. Nema *nečijeg* ključa u torbi. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand zijn’ in de genitief.)
6. Tražim *nešto* za poklon. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ in de accusatief.)
7. Ne vidim *nikoga* na ulici. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ in de accusatief.)
8. Čujem *nekoga* kako peva. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’ in de accusatief.)
9. Nema *nečijeg* novca ovde. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand zijn’ in de genitief.)
10. Kupio sam *nešto* novo. (Hint: Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ in de accusatief.)