Oefening 1: Gebruik van onbepaalde voornaamwoorden voor personen
2. Ik heb *کسی* (kasī) gezien in de tuin. (Hint: gebruik het Perzische woord voor ‘iemand’)
3. *هیچکس* (hīchkas) betekent ‘niemand’.
4. *هیچکس* (hīchkas) kwam naar het feest. (Hint: gebruik het Perzische woord voor ‘niemand’)
5. Heeft *کسی* (kasī) mijn boek meegenomen? (Hint: ‘iemand’)
6. *هرکس* (harkas) betekent ‘iedereen’.
7. *هرکس* (harkas) moet op tijd zijn. (Hint: ‘iedereen’)
8. Ze praat met *کسی* (kasī) aan de telefoon. (Hint: ‘iemand’)
9. *هیچکس* (hīchkas) weet het antwoord niet. (Hint: ‘niemand’)
10. *هرکس* (harkas) kan dit doen. (Hint: ‘iedereen’)
Oefening 2: Gebruik van onbepaalde voornaamwoorden voor dingen en hoeveelheden
2. Ik heb *چیزی* (chizī) gevonden op straat. (Hint: gebruik het Perzische woord voor ‘iets’)
3. *هیچچیز* (hīchchīz) betekent ‘niets’.
4. Er is *هیچچیز* (hīchchīz) in de doos. (Hint: ‘niets’)
5. Wil je *چیزی* (chizī) drinken? (Hint: ‘iets’)
6. *برخی* (barkhī) betekent ‘sommige’.
7. *برخی* (barkhī) mensen houden van thee. (Hint: ‘sommige’)
8. *هر چیزی* (har chīzī) betekent ‘alles’.
9. *هر چیزی* (har chīzī) is mogelijk als je het probeert. (Hint: ‘alles’)
10. Ik heb *هیچچیز* (hīchchīz) niet gehoord. (Hint: ‘niets’)