Oefening 1: Onbepaalde voornaamwoorden in eenvoudige zinnen
2. Jeg har ikke sett *noen* her før. (Hint: Gebruik een negatief onbepaald persoon)
3. Er det *noe* jeg kan hjelpe deg med? (Hint: Gebruik een onbepaald ding of zaak)
4. Det var *ingen* hjemme da jeg ringte. (Hint: Gebruik een negatief onbepaald persoon)
5. *Noen* har glemt boka si i klasserommet. (Hint: Gebruik een onbepaald persoon)
6. Jeg føler at *noe* er galt. (Hint: Gebruik een onbepaald ding of gevoel)
7. *Ingen* vet svaret på spørsmålet. (Hint: Gebruik een negatief onbepaald persoon)
8. Kan du se *noe* i mørket? (Hint: Gebruik een onbepaald ding)
9. *Noe* lukter godt i kjøkkenet. (Hint: Gebruik een onbepaald ding of geur)
10. *Ingen* vil hjelpe meg med oppgaven. (Hint: Gebruik een negatief onbepaald persoon)
Oefening 2: Gebruik van onbepaalde voornaamwoorden in context
2. Jeg har *ingenting* å gjøre i helgen. (Hint: Gebruik een negatief onbepaald ding)
3. *Noe* må gjøres med denne situasjonen. (Hint: Gebruik een onbepaald ding of actie)
4. *Ingen* kan forklare hva som skjedde. (Hint: Gebruik een negatief onbepaald persoon)
5. Vi trenger *noen* til å hjelpe oss med flyttingen. (Hint: Gebruik een onbepaald persoon)
6. Har du lyst på *noe* å drikke? (Hint: Gebruik een onbepaald ding of drankje)
7. *Ingen* kom til møtet i går. (Hint: Gebruik een negatief onbepaald persoon)
8. Jeg hørte *noe* rart utenfor. (Hint: Gebruik een onbepaald ding of geluid)
9. Tror du *noen* vil delta i konkurransen? (Hint: Gebruik een onbepaald persoon)
10. Det er *ingenting* å være redd for. (Hint: Gebruik een negatief onbepaald ding)