Oefening 1: Onbepaalde voornaamwoorden in eenvoudige zinnen
2. Nisam video *ništa* zanimljivo danas. (Hint: Gebruik voor een onbepaald ding, iets wat je niet hebt gezien.)
3. Da li je *neko* kod kuće? (Hint: Vraag naar een onbepaalde persoon thuis.)
4. Nisam upoznao *nikoga* na zabavi. (Hint: Gebruik voor het ontkennen van aanwezigheid van personen.)
5. *Nešto* smrdi u kuhinji. (Hint: Gebruik voor een onbepaald ding dat een geur heeft.)
6. Nema *nikoga* u sobi. (Hint: Gebruik om te zeggen dat er niemand is.)
7. Tražim *nešto* za jelo. (Hint: Gebruik voor een onbepaald ding dat je wilt eten.)
8. *Neko* je ostavio poruku na stolu. (Hint: Gebruik voor een onbepaalde persoon die iets achterliet.)
9. Ne mogu da nađem *ništa* u frižideru. (Hint: Gebruik om te zeggen dat er niets is.)
10. *Niko* nije došao na sastanak. (Hint: Gebruik om te zeggen dat niemand is gekomen.)
Oefening 2: Invullen van onbepaalde voornaamwoorden in context
2. Nisam dobio *ništa* na poklon. (Hint: Voor een onbepaald ding dat je niet hebt gekregen.)
3. *Niko* ne zna odgovor na ovo pitanje. (Hint: Voor het ontkennen van een persoon die het weet.)
4. Videla sam *nešto* čudno u parku. (Hint: Voor een onbepaald ding dat je hebt gezien.)
5. Ne postoji *ništa* što mogu da uradim sada. (Hint: Voor het ontkennen van iets dat je kan doen.)
6. *Neko* je ukrao moj bicikl! (Hint: Voor een onbepaalde persoon die iets deed.)
7. Nisam pričala sa *nikim* danas. (Hint: Voor het ontkennen van contact met personen.)
8. Treba mi *nešto* za pisanje. (Hint: Voor een onbepaald ding dat je nodig hebt.)
9. *Niko* nije odgovorio na telefon. (Hint: Voor het ontkennen van een persoon die antwoordde.)
10. Da li si video *nešto* zanimljivo na televiziji? (Hint: Vraag naar een onbepaald ding dat je zag.)