Oefening 1: Onbepaalde voornaamwoorden als onderwerp
2. *شيء* in deze doos is van mij. (Hint: gebruik voor ‘iets’)
3. *لا أحد* weet het antwoord. (Hint: gebruik voor ‘niemand’)
4. *كل* طالب moet het huiswerk maken. (Hint: gebruik voor ‘iedereen’)
5. *بعض* الناس houden van koffie. (Hint: gebruik voor ‘sommige mensen’)
6. *أي* كتاب wil je lezen? (Hint: gebruik voor ‘welk’ in een vraag)
7. *لا شيء* is onmogelijk als je hard werkt. (Hint: gebruik voor ‘niets’)
8. *كثير* من الأطفال spelen buiten. (Hint: gebruik voor ‘veel’)
9. *قليل* من الطلاب kwamen te laat. (Hint: gebruik voor ‘weinig’)
10. *كل شيء* سيكون على ما يرام. (Hint: gebruik voor ‘alles’)
Oefening 2: Onbepaalde voornaamwoorden in zinnen met bezittelijke constructies
2. *بعضها* is kapot. (Hint: gebruik voor ‘sommige ervan’)
3. *كلهم* zijn blij met het nieuws. (Hint: gebruik voor ‘allen van hen’)
4. *لا أحدهم* wilde de taak doen. (Hint: gebruik voor ‘niemand van hen’)
5. *أي منهم* kan de vraag beantwoorden. (Hint: gebruik voor ‘wie dan ook van hen’)
6. *شيء منها* is nieuw. (Hint: gebruik voor ‘iets daarvan’)
7. *كل شيء منهم* is belangrijk. (Hint: gebruik voor ‘alles daarvan’)
8. *كثير منهم* houden van sport. (Hint: gebruik voor ‘veel van hen’)
9. *قليل منهم* was aanwezig. (Hint: gebruik voor ‘weinig van hen’)
10. *لا شيء منهم* was fout. (Hint: gebruik voor ‘niets van hen’)