Oefening 1: Onbepaalde lidwoorden bij mannelijke zelfstandige naamwoorden
2. Zij vond *ek* admi in het park. (Onbepaald lidwoord, mannelijk)
3. Er is *ek* kutta in de tuin. (Onbepaald lidwoord, mannelijk dier)
4. Ik zag *ek* dost op school. (Onbepaald lidwoord, mannelijk)
5. Hij wil *ek* motor kopen. (Onbepaald lidwoord, mannelijk)
6. Er staat *ek* admi voor het huis. (Onbepaald lidwoord, mannelijk)
7. Zij heeft *ek* phool voor jou. (Let op: phool is mannelijk, dus onbepaald lidwoord mannelijk)
8. Wij hebben *ek* plan gemaakt. (Onbepaald lidwoord, mannelijk)
9. Er ligt *ek* kagaz op tafel. (Onbepaald lidwoord, mannelijk)
10. Hij leest *ek* akhbar elke ochtend. (Onbepaald lidwoord, mannelijk)
Oefening 2: Onbepaalde lidwoorden bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
2. Ik kocht *ek* kursi voor het klaslokaal. (Onbepaald lidwoord, vrouwelijk)
3. Er staat *ek* gaari op de straat. (Let op: gaari is vrouwelijk, onbepaald lidwoord vrouwelijk)
4. Zij draagt *ek* chadar. (Onbepaald lidwoord, vrouwelijk)
5. Hij zag *ek* kitaab op de tafel. (Kitaab is vrouwelijk, onbepaald lidwoord vrouwelijk)
6. Er is *ek* dukan in de buurt. (Onbepaald lidwoord, vrouwelijk)
7. Zij heeft *ek* chidiya in de tuin. (Onbepaald lidwoord, vrouwelijk dier)
8. Ik wil *ek* kursi kopen. (Onbepaald lidwoord, vrouwelijk)
9. Er ligt *ek* tasveer aan de muur. (Onbepaald lidwoord, vrouwelijk)
10. Hij ziet *ek* ladki op straat. (Onbepaald lidwoord, vrouwelijk)