Oefening 1: Gebruik van ‘sebuah’ voor onbepaalde lidwoorden bij voorwerpen
2. Zij ziet *sebuah* huis aan het einde van de straat. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een gebouw)
3. Hij eet *sebuah* appel tijdens de pauze. (Hint: Voor één stuk fruit gebruik je ‘sebuah’)
4. Wij hebben *sebuah* tafel in de kamer. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een meubelstuk is)
5. De leraar geeft *sebuah* vraag aan de leerlingen. (Hint: Iets abstracts, maar toch als één object)
6. Zij koopt *sebuah* tas voor haar werk. (Hint: Een draagbaar voorwerp)
7. Hij zoekt *sebuah* pen om te schrijven. (Hint: Klein gebruiksvoorwerp)
8. De kinderen spelen met *sebuah* bal in het park. (Hint: Speelgoed of sportvoorwerp)
9. Ik vond *sebuah* foto in het album. (Hint: Een afbeelding of herinnering)
10. Zij leest *sebuah* krant elke ochtend. (Hint: Een publicatie)
Oefening 2: Gebruik van ‘seekor’ voor onbepaalde lidwoorden bij dieren
2. Zij zag *seekor* vogel in de tuin. (Hint: Een vliegend dier)
3. Wij kochten *seekor* vis voor het aquarium. (Hint: Een waterdier)
4. De boer heeft *seekor* koe op de wei. (Hint: Groot boerderijdier)
5. Ik hoorde *seekor* kat miauwen buiten. (Hint: Klein huisdier)
6. Zij redde *seekor* schildpad uit het water. (Hint: Een langzaam dier met schild)
7. Hij ziet *seekor* olifant in de dierentuin. (Hint: Groot wild dier)
8. De kinderen voeren *seekor* eend in de vijver. (Hint: Watervogel)
9. Zij adopteerde *seekor* konijn als huisdier. (Hint: Klein knaagdier)
10. Hij observeert *seekor* slang in het bos. (Hint: Een reptiel zonder poten)