Oefening 1: Onbepaalde lidwoorden in eenvoudige zinnen
2. Zij heeft *ಒಂದು* appel gekocht. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord.)
3. Wij wonen in *ಒಂದು* huis dichtbij het park. (Hint: Kies het juiste onbepaalde lidwoord in Kannada.)
4. Hij leest *ಒಂದು* boek over geschiedenis. (Hint: Gebruik het onbepaalde lidwoord ‘een’ in Kannada.)
5. De jongen heeft *ಒಂದು* bal om mee te spelen. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een enkelvoudig object.)
6. Er is *ಒಂದು* vogel in de boom. (Hint: Onbepaald lidwoord bij een levend wezen.)
7. Zij drinkt *ಒಂದು* glas water. (Hint: Gebruik het juiste onbepaalde lidwoord in Kannada.)
8. Ik wil *ಒಂದು* stuk taart. (Hint: Onbepaald lidwoord bij een onbepaald deel.)
9. Er staat *ಒಂದು* stoel naast de tafel. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een voorwerp.)
10. Hij heeft *ಒಂದು* idee voor het project. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een abstract begrip.)
Oefening 2: Onbepaalde lidwoorden in context
2. Ze kocht *ಒಂದು* nieuwe jas voor de winter. (Hint: Onbepaald lidwoord voor kledingstuk.)
3. Hij gaf mij *ಒಂದು* cadeau voor mijn verjaardag. (Hint: Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘een’ in Kannada.)
4. Er ligt *ಒಂದು* brief op de tafel. (Hint: Onbepaald lidwoord bij een voorwerp.)
5. Zij heeft *ಒಂದು* plan om te reizen. (Hint: Onbepaald lidwoord bij een abstract woord.)
6. Ik zag *ಒಂದು* bloem in de tuin bloeien. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een plant.)
7. We hebben *ಒಂದು* probleem dat we moeten oplossen. (Hint: Onbepaald lidwoord bij een situatie.)
8. Hij eet *ಒಂದು* banaan elke ochtend. (Hint: Onbepaald lidwoord bij fruit.)
9. Zij leest *ಒಂದು* brief van haar vriend. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een geschreven document.)
10. Er is *ಒಂದು* lamp in de kamer die kapot is. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een object in de ruimte.)