1. Ik zie *адзін* чалавек in het park. (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor een mannelijk zelfstandig naamwoord dat begint met een medeklinker)
2. Hij koopt *адзін* стол voor zijn kamer. (Hint: mannelijk woord, enkelvoud)
3. Er staat *адзін* дом aan het einde van de straat. (Hint: mannelijk woord, enkelvoud)
4. Ze hebben *адзін* сын en *адзін* дачка. (Hint: gebruik het juiste lidwoord bij ‘сын’)
5. In de tuin groeit *адзін* вялікі дрэва. (Hint: mannelijk woord, enkelvoud)
6. De leraar geeft *адзін* новы ўрок vandaag. (Hint: mannelijk woord)
7. Ik vond *адзін* стары кніга op de plank. (Hint: mannelijk woord, enkelvoud)
8. Hij heeft *адзін* кот die zwart is. (Hint: mannelijk woord)
9. We zien *адзін* вялікі мост over de rivier. (Hint: mannelijk woord)
10. Er is *адзін* добры сябар in de klas. (Hint: mannelijk woord)

1. Zij heeft *адна* кніга op tafel gelegd. (Hint: gebruik het onbepaalde lidwoord voor een vrouwelijk zelfstandig naamwoord)
2. Ik zie *адна* машына op de straat. (Hint: vrouwelijk woord)
3. Er staat *адна* кветка in de vaas. (Hint: vrouwelijk woord)
4. Hij koopt *адна* новая сукенка voor het feest. (Hint: vrouwelijk woord)
5. We vonden *адна* старая карціна op zolder. (Hint: vrouwelijk woord)
6. Er ligt *адна* цёплая коўдра op het bed. (Hint: vrouwelijk woord)
7. Zij heeft *адна* добрая сяброўка in de klas. (Hint: vrouwelijk woord)
8. Ik zie *адна* маленькая птушка in de boom. (Hint: vrouwelijk woord)
9. Er is *адна* вялікая рэчка in het dorp. (Hint: vrouwelijk woord)
10. Hij kocht *адно* новае акно voor het huis. (Hint: onzijdig woord, enkelvoud)