1. Ik heb *bir* boek gekocht. (Gebruik het Turkse onbepaalde lidwoord voor “een” bij zelfstandige naamwoorden)
2. Zij drinkt elke ochtend *bir* kopje thee. (Onbepaald lidwoord voor “een” bij telbare zelfstandige naamwoorden)
3. We zagen *bir* vogel in de tuin. (Onbepaald lidwoord gebruikt om iets willekeurigs aan te duiden)
4. Hij wil *bir* appel eten. (Onbepaald lidwoord voor één stuk fruit)
5. Kun je me *bir* pen geven? (Onbepaald lidwoord bij een object)
6. Er stond *bir* man bij de deur. (Onbepaald lidwoord voor een persoon)
7. Ik heb *bir* idee voor het project. (Onbepaald lidwoord bij abstract begrip)
8. Zij kocht *bir* jurk voor het feest. (Onbepaald lidwoord bij kledingstuk)
9. We nemen *bir* taxi naar huis. (Onbepaald lidwoord bij vervoermiddel)
10. Hij vond *bir* kat in de straat. (Onbepaald lidwoord bij dier)

1. Op tafel ligt *bir* krant. (Gebruik “bir” om aan te geven dat het om één krant gaat)
2. Zij kocht *bir* brood in de winkel. (Onbepaald lidwoord bij voedsel)
3. Ik zag *bir* film op televisie. (Onbepaald lidwoord bij een film)
4. Hij heeft *bir* nieuwe auto gekocht. (Onbepaald lidwoord bij bezit)
5. We hebben *bir* afspraak om 3 uur. (Onbepaald lidwoord bij tijdsaanduiding)
6. Zij wil *bir* glas water. (Onbepaald lidwoord bij drinkbaar object)
7. Er was *bir* probleem met de computer. (Onbepaald lidwoord bij abstract probleem)
8. Jij hebt *bir* mooie tekening gemaakt. (Onbepaald lidwoord bij kunstwerk)
9. Hij nam *bir* foto van het landschap. (Onbepaald lidwoord bij object)
10. Ik vind *bir* cadeau voor haar verjaardag. (Onbepaald lidwoord bij geschenk)