1. Ik zie *jedan* pas. (Hint: Onbepaald lidwoord voor “een” bij mannelijk zelfstandig naamwoord)
2. Zij heeft *jednu* knjigu. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord in accusatief, onbepaald lidwoord “een”)
3. On je kupio *jednu* jabuku. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
4. To je *jedno* dete. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord “een”)
5. Dajem ti *jedan* hleb. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
6. Ona traži *jednu* torbu. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, accusatief)
7. Imam *jedno* pismo za tebe. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
8. Kupio sam *jedan* auto. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
9. On želi *jednu* šolju kafe. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
10. To je *jedno* mesto za odmor. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)

1. Daj mi *jedan* olovku, molim. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord “een”)
2. Videla sam *jednu* pticu u dvorištu. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
3. On je kupio *jedno* jaje u prodavnici. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
4. Želim da pijem *jedan* sok. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
5. Ona ima *jednu* ideju. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
6. Donesi mi *jedno* jaje sa stola. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
7. Kupujem *jedan* telefon sutra. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
8. Vidim *jednu* zgradu iz daleka. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
9. On ima *jedno* dete. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
10. Trebam *jedan* papir za crtanje. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)