1. Ég sá *einn* mann í garðinum. (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor een mannelijke enkelvoud in nominatief)
2. Hún keypti *eina* bók í dag. (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor een vrouwelijke enkelvoud in nominatief)
3. Þetta er *eitt* hús. (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor een onzijdige enkelvoud in nominatief)
4. Hann er *einn* kennari. (Mannelijk enkelvoud, nominatief)
5. Hún er *ein* læknir. (Vrouwelijk enkelvoud, nominatief)
6. Þetta er *eitt* barn. (Onzijdig enkelvoud, nominatief)
7. Ég vil fá *einn* bolla af kaffi. (Mannelijk enkelvoud, nominatief)
8. Hún á *eina* köku. (Vrouwelijk enkelvoud, nominatief)
9. Þetta er *eitt* dýr í skógi. (Onzijdig enkelvoud, nominatief)
10. Hann er *einn* nemandi í bekknum. (Mannelijk enkelvoud, nominatief)

1. Ég sá *einn* mann á götunni. (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor een mannelijke enkelvoud in accusatief)
2. Hún keypti *eina* bók í bókabúðinni. (Vrouwelijk enkelvoud, accusatief)
3. Hann byggði *eitt* hús í sveitinni. (Onzijdig enkelvoud, accusatief)
4. Ég þekki *einn* kennara í skólanum. (Mannelijk enkelvoud, accusatief)
5. Hún hitti *eina* lækni á spítalanum. (Vrouwelijk enkelvoud, accusatief)
6. Hann sá *eitt* barn í leikskólanum. (Onzijdig enkelvoud, accusatief)
7. Ég vil kaupa *einn* bolla af kaffi. (Mannelijk enkelvoud, accusatief)
8. Hún borðaði *eina* köku í gær. (Vrouwelijk enkelvoud, accusatief)
9. Hann keypti *eitt* dýr í búðinni. (Onzijdig enkelvoud, accusatief)
10. Ég vil hitta *einn* nemanda í bekknum. (Mannelijk enkelvoud, accusatief)