1. On je kupio *jedan* auto juče. (Hint: Gebruik het onbepaalde lidwoord voor “een” bij een mannelijk enkelvoud zelfstandig naamwoord.)
2. Vidim *jedan* pas u parku. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
3. Ima *jedan* prijatelj iz Srbije. (Hint: Onbepaald lidwoord voor “een” bij mannelijk enkelvoud.)
4. Kupila je *jedan* sto za trpezariju. (Hint: Gebruik het juiste onbepaalde lidwoord bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
5. On je našao *jedan* posao u gradu. (Hint: “Een” als onbepaald lidwoord bij mannelijk zelfstandig naamwoord.)
6. Ima *jedan* dobar restoran u blizini. (Hint: Onbepaald lidwoord voor een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
7. Vidim *jedan* leptir na cvijetu. (Hint: Onbepaald lidwoord voor “een”.)
8. Kupio je *jedan* telefon juče. (Hint: Gebruik onbepaald lidwoord bij mannelijk zelfstandig naamwoord.)
9. Ima *jedan* problem sa kompjuterom. (Hint: Onbepaald lidwoord voor “een”.)
10. Na stolu je *jedan* novčanik. (Hint: Onbepaald lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord.)

1. Ona ima *jednu* knjigu na stolu. (Hint: Gebruik het vrouwelijke vorm van het onbepaalde lidwoord “een”.)
2. Kupila sam *jednu* haljinu juče. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud onbepaald lidwoord.)
3. Vidim *jednu* pticu na grani. (Hint: Onbepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.)
4. Ima *jednu* ideju za projekat. (Hint: Vrouwelijk onbepaald lidwoord.)
5. Dala mi je *jednu* olovku. (Hint: Onbepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.)
6. On je kupio *jedno* dete poklon. (Hint: Gebruik onzijdig onbepaald lidwoord “een”.)
7. Imam *jedno* pitanje za profesora. (Hint: Onzijdig onbepaald lidwoord bij enkelvoud.)
8. Ona je našla *jednu* torbu na ulici. (Hint: Vrouwelijk onbepaald lidwoord.)
9. Dete ima *jedno* novo odelo. (Hint: Onzijdig onbepaald lidwoord.)
10. Kupili smo *jedno* jaje na pijaci. (Hint: Onzijdig onbepaald lidwoord.)