Oefening 1: Tijdsbepalingen met onbepaalde bijwoorden
2. We hebben elkaar *веднъж* ontmoet. (Hint: Geeft aan dat iets één keer is gebeurd)
3. Je kunt het boek *някъде* vinden. (Hint: Onbepaalde plaats, betekent ‘ergens’)
4. Hij werkt *винаги* hard. (Hint: Betekent ‘altijd’)
5. We zullen het *скоро* weten. (Hint: Betekent ‘binnen korte tijd’)
6. Ze is *отдавна* verhuisd. (Hint: Betekent ‘lang geleden’)
7. Hij belt me *понякога*. (Hint: Betekent ‘soms’)
8. De kinderen spelen *навън*. (Hint: Betekent ‘buiten’)
9. Ik heb het boek *тук*. (Hint: Betekent ‘hier’)
10. Ze vertrekken *вече*. (Hint: Betekent ‘al’)
Oefening 2: Plaats- en wijze-bepalingen met onbepaalde bijwoorden
2. Hij spreekt *ясно*. (Hint: Betekent ‘duidelijk’)
3. De kat slaapt *навсякъде*. (Hint: Betekent ‘overal’)
4. Ze loopt *бързо*. (Hint: Betekent ‘snel’)
5. We gaan *някога* naar het feest. (Hint: Betekent ‘ooit’)
6. Ze werken *усилено*. (Hint: Betekent ‘hard’ of ‘ijverig’)
7. Het is *възможно* dat hij komt. (Hint: Betekent ‘mogelijk’)
8. Hij antwoordde *незабавно*. (Hint: Betekent ‘onmiddellijk’)
9. Je moet *правилно* antwoorden. (Hint: Betekent ‘juist’ of ‘correct’)
10. We zien elkaar *понякога*. (Hint: Betekent ‘soms’)