Oefening 1: Gebruik van onbepaalde bijvoeglijke naamwoorden in eenvoudige zinnen
2. Mae’r ci yn *bach* iawn (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘klein’ betekent).
3. Mae’r car yn *hen* iawn (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘oud’ betekent).
4. Mae’r tŷ yn *mawr* iawn (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘groot’ betekent).
5. Mae’r afal yn *blasus* (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘lekker’ betekent).
6. Mae’r llyfr yn *diddorol* (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘interessant’ betekent).
7. Mae’r ysgol yn *newydd* (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘nieuw’ betekent).
8. Mae’r ci yn *gyflym* (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘snel’ betekent).
9. Mae’r haul yn *poeth* heddiw (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘heet’ betekent).
10. Mae’r gwin yn *da* iawn (een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘goed’ betekent).
Oefening 2: Vul de juiste onbepaalde bijvoeglijke naamwoorden in de context in
2. Mae’r babi yn *clyfar* iawn (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘slim’ betekent).
3. Mae’r prynhawn yn *llachar* (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘helder’ betekent).
4. Mae’r bwyd yn *poeth* ar ôl coginio (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘heet’ betekent).
5. Mae’r dŵr yn *rhewllyd* yn y gaeaf (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘ijskoud’ betekent).
6. Mae’r ci yn *ffyddlon* i’w berchennog (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ’trouw’ betekent).
7. Mae’r coeden yn *hen* iawn (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘oud’ betekent).
8. Mae’r plant yn *hapus* yn yr ysgol (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘blij’ betekent).
9. Mae’r te yn *poeth* gyda llawer o siwgr (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘heet’ betekent).
10. Mae’r llyfr yn *hir* iawn i’w ddarllen (gebruik een onbepaald bijvoeglijk naamwoord dat ‘lang’ betekent).