1. Ako *padne* kiša, tlo postaje mokro. (Hint: Werkwoord “pasti” in tegenwoordige tijd)
2. Voda *kuha* na sto stupnjeva Celzijusa. (Hint: Werkwoord “kuhati” in derde persoon enkelvoud)
3. Ako *dodirneš* vatru, opečeš se. (Hint: Werkwoord “dodirnuti” in tegenwoordige tijd)
4. Sunce *izlazi* na istoku. (Hint: Werkwoord “izlaziti” in tegenwoordige tijd)
5. Ako *ne jedeš* dovoljno, osjećaš se slabije. (Hint: Negatieve vorm van “jesti”)
6. Led *topi* se ako je temperatura iznad nule. (Hint: Werkwoord “topiti” in tegenwoordige tijd)
7. Ako *pričaš* preglasno, ljudi te ne vole. (Hint: Werkwoord “pričati” in tegenwoordige tijd)
8. Biljke *rastu* ako dobiju dovoljno sunca. (Hint: Werkwoord “rasti” in derde persoon meervoud)
9. Ako *piješ* puno vode, ostaješ zdrav. (Hint: Werkwoord “piti” in tweede persoon enkelvoud)
10. Zrak *postaje* hladan noću. (Hint: Werkwoord “postajati” in derde persoon enkelvoud)

1. Ako *ustaneš* rano, imaš više vremena. (Hint: Werkwoord “ustati” in tegenwoordige tijd)
2. Djeca *uče* ako slušaju učitelja. (Hint: Werkwoord “učiti” in derde persoon meervoud)
3. Ako *pereš* ruke često, ne razboljevaš se. (Hint: Werkwoord “prati” in tweede persoon enkelvoud)
4. Pas *laje* ako vidi nepoznate ljude. (Hint: Werkwoord “lajati” in derde persoon enkelvoud)
5. Ako *voziš* brzo, možeš dobiti kaznu. (Hint: Werkwoord “voziti” in tweede persoon enkelvoud)
6. Ljudi *spavaju* ako su umorni. (Hint: Werkwoord “spavati” in derde persoon meervoud)
7. Ako *piješ* kavu, osjećaš se budnije. (Hint: Werkwoord “piti” in tweede persoon enkelvoud)
8. Djeca *igraju* ako imaju slobodno vrijeme. (Hint: Werkwoord “igrati” in derde persoon meervoud)
9. Ako *radiš* naporno, postižeš rezultate. (Hint: Werkwoord “raditi” in tweede persoon enkelvoud)
10. Kruh *postaje* tvrd ako stoji predugo. (Hint: Werkwoord “postajati” in derde persoon enkelvoud)