Oefening 1: Nul lidwoorden in eenvoudige zinnen
2. Zij drinkt *water* elke dag. (Er is geen lidwoord nodig vóór onbepaalde dingen.)
3. Hij leest *boek* op school. (Gebruik geen ‘de’ of ‘het’ in het Tamil.)
4. Wij kopen *appel* op de markt. (Nul lidwoord bij fruitnamen.)
5. Jullie eten *rijst* met curry. (Geen lidwoord bij onbepaalde etenswaren.)
6. Zij heeft *fiets* in de garage. (Geen lidwoord bij bezit in het Tamil.)
7. Ik hoor *vogel* in de ochtend. (Nul lidwoord bij dieren in het algemeen.)
8. Jij schrijft *brief* aan je vriend. (Geen lidwoord bij onbepaalde objecten.)
9. Hij speelt met *bal* in het park. (Nul lidwoord bij sportattributen.)
10. Wij zien *maan* aan de hemel. (Gebruik geen lidwoord bij natuurlijke objecten.)
Oefening 2: Nul lidwoorden in context en dagelijkse situaties
2. Zij koopt *brood* in de winkel. (Nul lidwoord bij dagelijkse producten.)
3. Hij draagt *jas* in de winter. (Gebruik geen lidwoord bij kledingstukken.)
4. Wij drinken *thee* in de ochtend. (Nul lidwoord bij dranken.)
5. Jullie zien *auto* op straat. (Geen lidwoord bij vervoermiddelen.)
6. Zij werkt in *kantoor* in de stad. (Nul lidwoord bij gebouwen en werkplekken.)
7. Ik vind *stoel* in de kamer. (Geen lidwoord bij meubels.)
8. Jij draagt *hoed* bij de zon. (Nul lidwoord bij accessoires.)
9. Hij eet *vis* met rijst. (Geen lidwoord bij voedsel.)
10. Wij bezoeken *tempel* tijdens vakantie. (Nul lidwoord bij religieuze plaatsen.)