Oefening 1: Nul-artikelwoorden met algemene zelfstandige naamwoorden
2. Zij eet vaak *rijst* bij het avondeten (geen lidwoord voor onbepaald voedsel).
3. Kinderen spelen in het *park* (geen lidwoord bij algemene plaatsen).
4. Hij leest een boek over *geschiedenis* (geen lidwoord bij abstracte begrippen).
5. We gebruiken *hout* om een vuur te maken (geen lidwoord bij materialen).
6. Zij hebben *geld* nodig om te reizen (geen lidwoord bij onbepaalde hoeveelheid).
7. De leraar spreekt over *taal* in de les (geen lidwoord bij vakken of disciplines).
8. Ik heb *koffie* gedronken vanochtend (geen lidwoord bij onbepaalde drank).
9. Zij luisteren naar *muziek* in de auto (geen lidwoord bij onbepaald geluid).
10. We zien veel *bloemen* in de tuin (geen lidwoord bij meervoudige onbepaalde dingen).
Oefening 2: Nul-artikelwoorden in context van dagelijkse situaties
2. Ik ga naar *school* elke dag (geen lidwoord bij plaatsen zoals school, werk).
3. Zij draagt *kleding* van katoen (geen lidwoord bij materialen en stoffen).
4. Wij eten *groenten* bij de lunch (geen lidwoord bij onbepaalde hoeveelheden).
5. De kinderen drinken *melk* in de ochtend (geen lidwoord bij algemene dranken).
6. Hij werkt met *hout* in zijn werkplaats (geen lidwoord bij materialen).
7. Ik hou van *muziek* luisteren in mijn vrije tijd (geen lidwoord bij abstracte zaken).
8. Zij koopt *rijst* voor het avondeten (geen lidwoord bij basisvoedsel).
9. We wandelen in het *bos* tijdens het weekend (geen lidwoord bij algemene natuurgebieden).
10. Hij gebruikt *papier* om te tekenen (geen lidwoord bij materialen).