Oefening 1: Nul-artikelwoorden bij algemene begrippen
2. Wanafunzi *wasoma* vitabu kila siku. (Werkwoord voor ‘lezen’, meervoud.)
3. Mbwa *anakimbia* katika bustani. (Werkwoord voor ‘rent’ in tegenwoordige tijd.)
4. Samaki *anaogelea* kwenye maji. (Werkwoord voor ‘zwemt’ in tegenwoordige tijd.)
5. Watoto *wanacheza* mpira uwanjani. (Werkwoord voor ‘spelen’ in tegenwoordige tijd.)
6. Mwalimu *anafundisha* darasani. (Werkwoord voor ‘geeft les’ in tegenwoordige tijd.)
7. Watu *wanapika* chakula jikoni. (Werkwoord voor ‘koken’ in tegenwoordige tijd.)
8. Ndege *anaimba* kwenye mti. (Werkwoord voor ‘zingt’ in tegenwoordige tijd.)
9. Baba *anasoma* gazeti kila asubuhi. (Werkwoord voor ‘leest’ in tegenwoordige tijd.)
10. Mama *anapika* chakula kitamu. (Werkwoord voor ‘kookt’ in tegenwoordige tijd.)
Oefening 2: Nul-artikelwoorden bij meervoud en onbepaalde hoeveelheden
2. Samahani, nipo na *maji* kidogo. (Zelfstandig naamwoord voor ‘water’ in meervoud.)
3. Watoto *wanasoma* vitabu shuleni. (Werkwoord voor ‘lezen’ meervoud.)
4. Wanyama *wanakimbia* porini. (Werkwoord voor ‘rennen’ meervoud.)
5. Wazazi *wanapenda* watoto wao. (Werkwoord voor ‘houden van’ meervoud.)
6. Wafanyakazi *wanafanya* kazi kwa bidii. (Werkwoord voor ‘werken’ meervoud.)
7. Watu *wanaimba* wimbo mzuri. (Werkwoord voor ‘zingen’ meervoud.)
8. Watoto *wanacheza* michezo mbalimbali. (Werkwoord voor ‘spelen’ meervoud.)
9. Wanyama *wanakula* majani porini. (Werkwoord voor ‘eten’ meervoud.)
10. Wageni *wanakaa* nyumbani kwetu. (Werkwoord voor ‘blijven’ of ‘zitten’ meervoud.)