Oefening 1: Nul-artikelwoorden in het enkelvoud
2. Hij studeert *matematyka* aan de universiteit. (Hint: wiskunde, abstract woord zonder lidwoord)
3. Zij eet elke ochtend *chleb* bij het ontbijt. (Hint: brood, algemeen voedsel zonder lidwoord)
4. Wij luisteren vaak naar *muzyka* in de auto. (Hint: muziek, abstract zelfstandig naamwoord)
5. De kinderen spelen met *piłka* in de tuin. (Hint: bal, concreet zelfstandig naamwoord zonder lidwoord)
6. Jij leest een boek over *historia* van Polen. (Hint: geschiedenis, abstract woord zonder lidwoord)
7. Ik koop altijd verse *kawa* in de winkel. (Hint: koffie, algemeen woord zonder lidwoord)
8. Zij draagt een jurk van *bawełna*. (Hint: katoen, materiaal zonder lidwoord)
9. Wij leren over *chemia* op school. (Hint: scheikunde, abstract woord zonder lidwoord)
10. Hij gebruikt *papier* om te tekenen. (Hint: papier, materiaal zonder lidwoord)
Oefening 2: Nul-artikelwoorden in het meervoud en abstract
2. Op school leren wij veel over *języki*. (Hint: talen, meervoud zonder lidwoord)
3. Mensen hebben vaak veel *przyjaciele*. (Hint: vrienden, meervoud zonder lidwoord)
4. Zij tonen interesse in *nauki*. (Hint: wetenschappen, meervoud abstract zonder lidwoord)
5. Wij kopen verse *owoce* op de markt. (Hint: fruit, meervoud zonder lidwoord)
6. Studenten lezen boeken over *filozofie*. (Hint: filosofie, abstract woord zonder lidwoord)
7. Veel mensen houden van *muzea*. (Hint: musea, meervoud zonder lidwoord)
8. Op het festival zijn er veel *koncerty*. (Hint: concerten, meervoud zonder lidwoord)
9. Zij praten vaak over *problemy*. (Hint: problemen, meervoud zonder lidwoord)
10. Wij respecteren de waarde van *wolność*. (Hint: vrijheid, abstract woord zonder lidwoord)