Oefening 1: Modale werkwoorden in tegenwoordige tijd
2. Jij *должен* учить уроки. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de tegenwoordige tijd, mannelijk onderwerp)
3. Hij *хочет* пить воду. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “willen” in de tegenwoordige tijd)
4. Wij *можем* помочь тебе. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” in de eerste persoon meervoud)
5. Jullie *должны* идти в школу. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de tweede persoon meervoud)
6. Zij *хотят* играть в футбол. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “willen” in de derde persoon meervoud)
7. Ik *должен* работать сегодня. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de tegenwoordige tijd, mannelijk onderwerp)
8. Jij *можешь* читать эту книгу. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” in de tweede persoon enkelvoud)
9. Hij *хочет* идти домой. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “willen” in de derde persoon enkelvoud)
10. Wij *должны* слушать учителя. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de eerste persoon meervoud)
Oefening 2: Modale werkwoorden in verleden tijd
2. Jij *должен был* закончить работу. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de verleden tijd, mannelijk onderwerp)
3. Zij *хотела* пойти в кино. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “willen” in de verleden tijd, vrouwelijk onderwerp)
4. Wij *могли* говорить по-русски. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” in de verleden tijd, meervoud)
5. Jullie *должны были* прийти вовремя. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de verleden tijd, meervoud)
6. Hij *хотел* пить чай. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “willen” in de verleden tijd, mannelijk onderwerp)
7. Ik *должен был* идти домой. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de verleden tijd, mannelijk onderwerp)
8. Jij *могла* читать книгу. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” in de verleden tijd, vrouwelijk onderwerp)
9. Zij *хотели* играть в футбол. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “willen” in de verleden tijd, meervoud)
10. Wij *должны были* слушать учителя вчера. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de verleden tijd, meervoud)