Oefening 1: Gebruik van ‘mora’ (moeten) en ‘može’ (kunnen)
2. Jas *možam* da ja viдам knigata. (Hint: Dit modale werkwoord geeft een mogelijkheid aan.)
3. Toj *mora* da odi na rabota. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor ‘moeten’.)
4. Vie *možete* da doјdete koga sakate. (Hint: Dit modale werkwoord betekent ‘kunnen’ of ‘mogen’.)
5. Nие *morame* da bideme točni. (Hint: Gebruik het modale werkwoord dat een verplichting aangeeft.)
6. Taa *može* da piše na tabla. (Hint: Dit modale werkwoord betekent ‘kunnen’.)
7. Dete *mora* da jede zdravо. (Hint: Gebruik het modale werkwoord dat verplichting uitdrukt.)
8. Ti *možeš* da pomognes. (Hint: Dit modale werkwoord betekent ‘kunnen’.)
9. Jas *moram* da gi zavrsam rabotite. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor ‘moeten’.)
10. Vie *možete* da gi izberete site knigi. (Hint: Dit modale werkwoord drukt mogelijkheid uit.)
Oefening 2: Gebruik van ‘sakaj’ (willen) en ’treba’ (nodig hebben / moeten)
2. Toj *treba* da odi na lekar. (Hint: Gebruik het modale werkwoord dat een noodzakelijkheid aangeeft.)
3. Vie *sakate* da odite na more. (Hint: Dit modale werkwoord betekent ‘willen’.)
4. Nие *trebame* da učime za testot. (Hint: Dit modale werkwoord drukt noodzaak uit.)
5. Taa *sakja* da gleda film. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor ‘willen’.)
6. Dete *treba* da spie dovoljno. (Hint: Dit modale werkwoord betekent ‘moeten’ of ‘nodig hebben’.)
7. Ti *sakáš* da jades? (Hint: Dit modale werkwoord drukt een wens uit.)
8. Jas *trebam* da ja zavrsam zadacata. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor ‘moeten’.)
9. Vie *sakate* da peete pesna. (Hint: Dit modale werkwoord betekent ‘willen’.)
10. Toj *treba* da se brine za zdravjeto. (Hint: Dit modale werkwoord geeft een noodzakelijkheid aan.)