Oefening 1: Modale werkwoorden om mogelijkheden uit te drukken
2. Podes *poder* vir á festa esta noite? (Hint: Gebruik het werkwoord dat ‘kunnen’ betekent om toestemming of mogelijkheid te vragen.)
3. Non pode *poder* ser certo o que dis. (Hint: Druk twijfel uit met het modale werkwoord voor ‘kunnen’.)
4. Eles poden *poder* axudarche co proxecto. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een mogelijkheid aan te geven.)
5. Podo *poder* ir ao médico mañá pola tarde. (Hint: Spreek over je eigen mogelijkheid met het werkwoord ‘kunnen’.)
6. Podedes *poder* usar o ordenador cando queirades. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor ‘kunnen’ om toestemming te geven.)
7. Non podo *poder* asistir á reunión hoxe. (Hint: Druk onvermogen uit met het modale werkwoord ‘kunnen’.)
8. Podes *poder* atopar o libro na biblioteca. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een mogelijkheid te suggereren.)
9. Pode *poder* chover esta tarde segundo o pronóstico. (Hint: Druk een mogelijke gebeurtenis uit met het modale werkwoord ‘kunnen’.)
10. Podo *poder* falar con ela máis tarde? (Hint: Vraag of iets mogelijk is met het modale werkwoord ‘kunnen’.)
Oefening 2: Modale werkwoorden om verplichting en wens uit te drukken
2. Debes *deber* respectar as normas da clase. (Hint: Druk een verplichting uit met het juiste modale werkwoord.)
3. Temos que *deber* chegar cedo ao traballo mañá. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een noodzakelijkheid te benadrukken.)
4. Queres *querer* visitar Galicia nas vacacións? (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor ‘willen’ om een wens uit te drukken.)
5. Quero *querer* aprender a falar galego correctamente. (Hint: Druk een persoonlijke wens uit met het werkwoord ‘willen’.)
6. Queren *querer* organizar unha festa sorpresa. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een wens of intentie te tonen.)
7. Tes que *deber* facer os deberes antes de saír. (Hint: Druk een verplichting uit met het modale werkwoord ‘moeten’.)
8. Non quero *querer* ir ao cinema hoxe. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een wens of voorkeur te ontkennen.)
9. Debemos *deber* coidar o medio ambiente. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een morele verplichting uit te drukken.)
10. Tiña que *deber* falar con ela antes do encontro. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een noodzakelijke actie in het verleden aan te geven.)