1. 你今天去学校*吗*？ (gebruik een modaal deeltje om een ja/nee-vraag te vormen).
2. 他已经吃饭*了*。 (gebruik een modaal deeltje om voltooiing aan te geven).
3. 你喜欢这个菜*吧*？ (gebruik een modaal deeltje om een veronderstelling te maken).
4. 他很忙*呢*。 (gebruik een modaal deeltje om nadruk te leggen).
5. 我们明天见*嘛*。 (gebruik een modaal deeltje om iets vanzelfsprekend te maken).
6. 这本书很好看*啊*。 (gebruik een modaal deeltje om enthousiasme uit te drukken).
7. 你去不去北京*呀*？ (gebruik een modaal deeltje voor een informele vraag).
8. 他不是学生*吗*？ (gebruik een modaal deeltje om verrassing of twijfel uit te drukken).
9. 你听说了吗*？* (gebruik een modaal deeltje om nieuwsgierigheid te tonen).
10. 今天很冷*哦*。 (gebruik een modaal deeltje om iets te benadrukken).

1. 你怎么还没吃饭*呢*？ (gebruik een modaal deeltje om een vraag met lichte verbazing te maken).
2. 我们走吧*。* (gebruik een modaal deeltje om een voorstel te doen).
3. 他应该来了*吧*。 (gebruik een modaal deeltje om onzekerheid uit te drukken).
4. 你真的喜欢他*吗*？ (gebruik een modaal deeltje om een bevestigende vraag te maken).
5. 这件衣服漂亮*啊*。 (gebruik een modaal deeltje om bewondering uit te drukken).
6. 别担心*嘛*。 (gebruik een modaal deeltje om geruststelling te geven).
7. 你是不是学生*呀*？ (gebruik een modaal deeltje voor een informele vraag).
8. 天气真好*呢*。 (gebruik een modaal deeltje om een positieve constatering te maken).
9. 你说得对*哦*。 (gebruik een modaal deeltje om bevestiging te geven).
10. 他还没来*吗*？ (gebruik een modaal deeltje om verrassing uit te drukken).