Oefening 1: Meervoudsvormen van Turkse zelfstandige naamwoorden
2. Mijn *arkadaşlar* zijn erg aardig. (Hint: meervoud van arkadaş = vriend)
3. We hebben twee *evler* in de stad. (Hint: meervoud van ev = huis)
4. De *çocuklar* spelen in het park. (Hint: meervoud van çocuk = kind)
5. Er zijn veel *okullar* in deze buurt. (Hint: meervoud van okul = school)
6. De *arabalar* staan op de parkeerplaats. (Hint: meervoud van araba = auto)
7. Mijn *anneler* zijn thuis vandaag. (Hint: meervoud van anne = moeder)
8. De *köpekler* blaffen luid. (Hint: meervoud van köpek = hond)
9. Zij hebben nieuwe *kitaplar* gekocht. (Hint: meervoud van kitap = boek)
10. Er zijn drie *şehirler* in deze regio. (Hint: meervoud van şehir = stad)
Oefening 2: Gebruik van meervoud in Turkse zinnen
2. Mijn *kardeşler* wonen in Ankara. (Hint: meervoud van kardeş = broer/zus)
3. Zij lezen de *gazeteler* elke ochtend. (Hint: meervoud van gazete = krant)
4. De *adamlar* werken hard op het bouwterrein. (Hint: meervoud van adam = man)
5. Er zijn veel *kitaplar* in de bibliotheek. (Hint: meervoud van kitap = boek)
6. De *çocuklar* eten fruit als snack. (Hint: meervoud van çocuk = kind)
7. Mijn *öğrenciler* zijn slim en enthousiast. (Hint: meervoud van öğrenci = student)
8. De *kedi* katten zijn allemaal binnen. (Hint: meervoud van kedi = kat)
9. Er zijn nieuwe *filmler* in de bioscoop. (Hint: meervoud van film = film)
10. De *kuşlar* vliegen hoog in de lucht. (Hint: meervoud van kuş = vogel)