Oefening 1: Lidwoorden en classifiers in eenvoudige zinnen
2. Hij koopt *deze* appel bij de markt. (Gebruik een aanwijzend lidwoord)
3. Zij leest *het* boek dat op tafel ligt. (Gebruik het bepaalde lidwoord)
4. Wij hebben *een* kat en een konijn als huisdieren. (Gebruik onbepaald lidwoord)
5. De leraar geeft *de* student een opdracht. (Gebruik bepaald lidwoord)
6. Zij drinkt *een* glas water na het sporten. (Gebruik onbepaald lidwoord)
7. Ik neem *deze* jas mee naar buiten. (Gebruik aanwijzend lidwoord)
8. Hij schrijft *het* verslag voor de vergadering. (Gebruik bepaald lidwoord)
9. Zij koopt *een* nieuwe fiets in de winkel. (Gebruik onbepaald lidwoord)
10. Wij zien *de* vogels in de boom. (Gebruik bepaald lidwoord)
Oefening 2: Lidwoorden en classifiers in context
2. Een classifier zoals *khon* wordt gebruikt voor mensen. (Let op classifier voor personen)
3. Voor dieren wordt meestal de classifier *con* gebruikt. (Let op classifier voor dieren)
4. Bij het tellen van voorwerpen gebruik je *an* als classifier. (Let op classifier voor objecten)
5. Het woord *de* bestaat niet altijd in het Thais, vervang het door de context. (Let op geen lidwoord)
6. Om ‘een boek’ te zeggen, zeg je ‘*nang-sue*’ zonder lidwoord. (Let op geen lidwoord)
7. Voor ‘deze stoel’ gebruik je vaak ‘*khor* + classifier + dit’. (Let op classifier + aanwijzend lidwoord)
8. Het lidwoord ‘*het*’ wordt vaak weggelaten in het Thais. (Let op weglating lidwoord)
9. Het is belangrijk de classifier te gebruiken bij het tellen van objecten. (Let op classifier bij getallen)
10. Soms wordt het lidwoord vervangen door een aanwijzend voornaamwoord in het Thais. (Let op aanwijzend lidwoord)