Oefening 1: Bepaalde lidwoorden in het Kazachs
2. Ik zie *de* man in de tuin. (Gebruik het bepaalde lidwoord voor mannelijke zelfstandige naamwoorden)
3. Zij leest *de* krant elke ochtend. (Bepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
4. Het boek ligt op *de* tafel. (Bepaald lidwoord bij onzijdige zelfstandige naamwoorden)
5. Wij bezoeken *de* stad morgen. (Bepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
6. Hij draagt *de* jas die ik kocht. (Bepaald lidwoord voor mannelijke zelfstandige naamwoorden)
7. De bloemen staan in *de* vaas. (Bepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
8. Het kind speelt met *het* speelgoed. (Bepaald lidwoord voor onzijdige zelfstandige naamwoorden)
9. Ik hoor *de* vogel zingen. (Bepaald lidwoord voor mannelijke zelfstandige naamwoorden)
10. Zij zet *de* stoel naast het raam. (Bepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
Oefening 2: Onbepaalde lidwoorden in het Kazachs
2. Zij koopt *een* appel bij de winkel. (Onbepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
3. Hij wil *een* boek lezen. (Onbepaald lidwoord voor onzijdige zelfstandige naamwoorden)
4. Wij zoeken *een* tafel voor het diner. (Onbepaald lidwoord bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
5. Er staat *een* boom in de tuin. (Onbepaald lidwoord voor mannelijke zelfstandige naamwoorden)
6. Ik heb *een* idee bedacht. (Onbepaald lidwoord voor onzijdige zelfstandige naamwoorden)
7. Zij draagt *een* jurk naar het feest. (Onbepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
8. Hij ziet *een* vogel vliegen. (Onbepaald lidwoord voor mannelijke zelfstandige naamwoorden)
9. De jongen eet *een* appel. (Onbepaald lidwoord voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
10. Wij nemen *een* boek mee op reis. (Onbepaald lidwoord voor onzijdige zelfstandige naamwoorden)