1. *Y* bachgen leest een boek. (Hint: Gebruik ‘y’ voor een bepaald lidwoord bij woorden die beginnen met een medeklinker.)
2. *Yr* ysgol is groot. (Hint: Gebruik ‘yr’ voor een bepaald lidwoord bij woorden die beginnen met een klinker.)
3. *Y* cath slaapt op de stoel. (Hint: Gebruik ‘y’ voor bepaalde lidwoorden bij medeklinkers.)
4. *Yr* afal is rood. (Hint: Gebruik ‘yr’ voor woorden die met een klinker beginnen.)
5. *Y* ci rent de tuin. (Hint: ‘Y’ wordt gebruikt voor medeklinkers.)
6. *Yr* ysgol is ver weg. (Hint: Beginletter is klinker, dus ‘yr’.)
7. *Y* tŷ staat aan de straat. (Hint: Medeklinker aan het begin, dus ‘y’.)
8. *Yr* un is mijn vriend. (Hint: Beginletter klinker, dus ‘yr’.)
9. *Y* ffenestr is open. (Hint: ‘Y’ voor medeklinker, maar let op mutation: ‘ff’ telt als medeklinker.)
10. *Yr* haul schijnt fel. (Hint: Beginletter klinker, dus ‘yr’.)

1. *Un* bachgen speelt buiten. (Hint: Gebruik ‘un’ als onbepaald lidwoord voor ‘een’.)
2. *Un* merch zingt mooi. (Hint: ‘Un’ is onbepaald lidwoord voor zowel mannelijk als vrouwelijk.)
3. *Un* ci rent hard. (Hint: Onbepaald lidwoord blijft ‘un’ ongeacht geslacht.)
4. *Un* tŷ staat leeg. (Hint: ‘Un’ gebruik je voor ‘een’ bij zelfstandige naamwoorden.)
5. *Un* afal ligt op tafel. (Hint: Onbepaald lidwoord ‘un’ bij klinker.)
6. *Un* ffenestr is kapot. (Hint: Let op mutation bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden na onbepaald lidwoord.)
7. *Un* gath slaapt buiten. (Hint: Na onbepaald lidwoord krijgt vrouwelijk zelfstandig naamwoord zachte mutation.)
8. *Un* ysgol is gesloten. (Hint: Onbepaald lidwoord blijft ‘un’.)
9. *Un* haul schijnt vandaag fel. (Hint: ‘Un’ onbepaald lidwoord bij klinker.)
10. *Un* tŷ is te huur. (Hint: Onbepaald lidwoord ‘un’.)