Oefening 1: Kwalitatieve bijvoeglijke naamwoorden herkennen
2. Hij draagt een *uzun* jas in de winter. (Hint: beschrijft lengte)
3. Het huis is *böyük* en ruim. (Hint: betekent groot)
4. Zij heeft een *gözəl* lach. (Hint: betekent mooi)
5. De *sürətli* auto rijdt snel. (Hint: betekent snel)
6. Dit is een *soyuq* drankje. (Hint: beschrijft temperatuur)
7. De *ağ* kat slaapt op de bank. (Hint: een kleur)
8. Hij leest een *maraqlı* boek. (Hint: betekent interessant)
9. De *yaxşı* vriend helpt altijd. (Hint: betekent goed)
10. Het weer is vandaag *isti*. (Hint: beschrijft temperatuur)
Oefening 2: Kwalitatieve bijvoeglijke naamwoorden correct gebruiken
2. De *ağır* tas is moeilijk te dragen. (Hint: betekent zwaar)
3. Het *təmiz* water is belangrijk om te drinken. (Hint: betekent schoon)
4. Zij heeft een *çox* *möhkəm* huis gebouwd. (Hint: betekent sterk)
5. De *qara* hond blaft hard. (Hint: een kleur)
6. We zitten op een *yumşaq* stoel. (Hint: betekent zacht)
7. Het is een *qısa* film van tien minuten. (Hint: betekent kort)
8. Ik vind het *qəşəng* schilderij mooi. (Hint: betekent mooi)
9. De *soyuq* wind waait door het bos. (Hint: beschrijft temperatuur)
10. De *hündür* boom is ouder dan 100 jaar. (Hint: betekent hoog/lengte)