Oefening 1: Infinitiefconstructie herkennen en toepassen
2. Zij begonnen *לכתוב* (infinitief als doelvorm) het verslag.
3. Wij willen *לשיר* (infinitief als intentie) een lied.
4. De leraar raadde aan *לקרא* (infinitief als advies) meer boeken.
5. Jij vergeet vaak *לדבר* (infinitief om een handeling te benoemen) duidelijk.
6. Ik probeer *להבין* (infinitief om een poging aan te geven) de tekst.
7. Jullie mogen *לעזור* (infinitief als toestemming) met het project.
8. De kinderen hopen *לשחק* (infinitief als wens) buiten.
9. Wij weigeren *לעזוב* (infinitief als weigering) de vergadering.
10. Hij belooft *לעזור* (infinitief als belofte) altijd zijn vrienden.
Oefening 2: Absolute begrippen toepassen in zinnen
2. Zij spreken over *שלום* (absolute begrip: vrede) in hun gesprek.
3. De term *חיים* (absolute begrip: leven) komt vaak voor in de Bijbel.
4. Wij denken na over *אהבה* (absolute begrip: liefde) en zijn betekenis.
5. Het begrip *אור* (absolute begrip: licht) symboliseert hoop.
6. Jullie moeten *חכמה* (absolute begrip: wijsheid) zoeken in moeilijke tijden.
7. Hij gebruikt *כוח* (absolute begrip: kracht) om zijn doel te bereiken.
8. De tekst benadrukt *צדק* (absolute begrip: gerechtigheid) als waarde.
9. Zij geloven in *חסד* (absolute begrip: genade) en barmhartigheid.
10. Wij herinneren ons *אמונה* (absolute begrip: geloof) in moeilijke situaties.