Oefening 1: Tegenwoordige tijd van i-adjectieven
2. De film is vandaag *たのしい* (leuk). Hint: het is een positief, tegenwoordige tijd adjectief.
3. Het water is *つめたい* (koud). Hint: basisvorm zonder negatie of verleden tijd.
4. De kamer is *せまい* (klein qua ruimte). Hint: gebruik het i-adjectief in zijn standaardvorm.
5. De soep is *あつい* (heet). Hint: de betekenis is letterlijk warm of heet.
6. Dit boek is *おもしろい* (interessant). Hint: gebruik de affirmatieve vorm.
7. De straat is *ながい* (lang). Hint: geen verleden tijd of ontkenning.
8. Haar haar is *きれい* (mooi), maar let op, dit is eigenlijk een na-adjectief, dus niet in deze oefening.
9. Het geluid is *うるさい* (luid). Hint: standaardvorm van een i-adjectief.
10. De hond is *かわいい* (schattig). Hint: basisvorm zonder verbuiging.
Oefening 2: Verleden en ontkennende vorm van i-adjectieven
2. De film was niet *たのしくない* (leuk). Hint: ontkenning van een i-adjectief is くない.
3. Het water was *つめたかった* (koud). Hint: verleden tijd van een i-adjectief.
4. De kamer was niet *せまくなかった* (klein). Hint: ontkennende verleden tijd.
5. De appel was *おいしかった* (lekker). Hint: verleden tijd van een i-adjectief.
6. De straat was *ながかった* (lang). Hint: verleden tijdsvorm.
7. Het geluid was niet *うるさくなかった* (luid). Hint: ontkennende verleden tijd.
8. Het boek was *おもしろかった* (interessant). Hint: verleden tijd van i-adjectief.
9. De hond was niet *かわいくなかった* (schattig). Hint: ontkennende verleden tijd.
10. Het eten was *あたたかかった* (warm). Hint: verleden tijd van i-adjectief.