Oefening 1: Weghalen van “als” bij eenvoudige voorwaardelijke zinnen
2. *Идваш* по-рано, ще ти помогна. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “komen”.)
3. *Звъниш* ми, ще ти кажа. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “bellen”.)
4. *Учиш* много, ще успееш. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “studeren”.)
5. *Времето* е хубаво, ще излезем. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “zijn” voor het weer.)
6. *Пишеш* писмо, ще го изпратя. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “schrijven”.)
7. *Готвиш* вечеря, аз ще почистя. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “koken”.)
8. *Спиш* добре, ще си по-силен утре. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “slapen”.)
9. *Пътуваш* с автобус, вземи билет. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “reizen”.)
10. *Ядеш* здравословно, ще се чувстваш добре. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “eten”.)
Oefening 2: Weghalen van “als” bij samengestelde voorwaardelijke zinnen
2. *Времето* беше лошо, останах вкъщи. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “zijn” voor het weer.)
3. *Забравих* ключа, не можах да вляза. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “vergeten”.)
4. *Изпратих* писмото, получих отговор. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “versturen”.)
5. *Платих* сметката, тръгнахме. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “betalen”.)
6. *Видях* филма, хареса ми. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “zien”.)
7. *Закъснях* за срещата, всички вече бяха там. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “te laat komen”.)
8. *Свърших* работата, починах си. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “afmaken”.)
9. *Започнах* проекта, получих помощ. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “beginnen”.)
10. *Слушах* музика, не чух звънеца. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “luisteren”.)