1. De *muškarac* is sterk. (Hint: Dit is een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
2. De *žena* loopt snel. (Hint: Dit is een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
3. Het *dete* speelt buiten. (Hint: Dit is een onzijdig zelfstandig naamwoord.)
4. De *pas* blaft luid. (Hint: Dit is een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
5. De *knjiga* ligt op tafel. (Hint: Dit is een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
6. Het *vozilo* is nieuw. (Hint: Dit is een onzijdig zelfstandig naamwoord.)
7. De *grad* is groot. (Hint: Dit is een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
8. De *riba* zwemt in het water. (Hint: Dit is een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
9. Het *sunce* schijnt fel. (Hint: Dit is een onzijdig zelfstandig naamwoord.)
10. De *otac* helpt zijn kind. (Hint: Dit is een mannelijk zelfstandig naamwoord.)

1. *Mačka* ligt op de bank. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, betekent ‘kat’.)
2. *Auto* is snel. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, betekent ‘auto’.)
3. *Brat* helpt met huiswerk. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, betekent ‘broer’.)
4. *Knjiga* is interessant. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, betekent ‘boek’.)
5. *More* is blauw. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, betekent ‘zee’.)
6. *Učitelj* geeft les. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, betekent ‘leraar’.)
7. *Ruža* ruikt lekker. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, betekent ‘roos’.)
8. *Drvo* groeit snel. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, betekent ‘boom’.)
9. *Prijatelj* is trouw. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, betekent ‘vriend’.)
10. *Ptica* zingt mooi. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, betekent ‘vogel’.)