Oefening 1: Gemengde voorwaardelijke zinnen met verleden en heden
2. Als jij je huiswerk *סיים* (afgemaakt) had, ben je nu minder gestrest.
3. Als zij de waarheid *אמרה* (gezegd) had, vertrouw ik haar nu meer.
4. Als wij eerder *נסענו* (gegaan) waren, zijn we nu op tijd.
5. Als jij de uitnodiging *קיבלת* (ontvangen) had, kom je nu naar het feest.
6. Als hij niet te laat *הגיע* (aangekomen) was, is hij nu nog op kantoor.
7. Als ik mijn sleutels *מצאתי* (gevonden) had, kan ik nu naar binnen.
8. Als zij de brief *כתבה* (geschreven) had, heeft hij die nu gelezen.
9. Als wij meer geoefend *היינו* (geweest) waren, spreken we nu beter Hebreeuws.
10. Als jij mij eerder *התקשרת* (gebeld) had, help ik je nu met je taak.
Oefening 2: Gemengde voorwaardelijke zinnen met heden en verleden
2. Als zij meer tijd *יש לה* (heeft), had ze dat boek vorig jaar *קראה* (gelezen).
3. Als wij beter Hebreeuws *מדברים* (spreken), zouden we de toets toen *העברנו* (geslaagd) hebben.
4. Als jij meer oefent *מתאמנת* (oefent), was je vorig jaar *הצלחת* (geslaagd).
5. Als hij beter luistert *מקשיב* (luistert), had hij de instructies toen *הבין* (begrepen).
6. Als ik nu meer tijd *יש לי* (heb), had ik dat project vorig jaar *סיימתי* (afgemaakt).
7. Als zij nu gezonder eet *אוכלת* (eet), was ze vorig jaar fitter *הייתה* (geweest).
8. Als wij nu vaker samen studeren *לומדים* (studeren), hadden we de examen toen *עברנו* (geslaagd).
9. Als jij nu geduldiger bent *סבלני* (bent), had je die ruzie vorig jaar *מנע* (voorkomen).
10. Als hij nu beter plant *מתכנן* (plant), had hij vorig jaar minder stress *היה* (gehad).