1. Ga naar huis. (Gebruik de gebiedende vorm van 行く (iku), ‘gaan’).
2. Eet je eten. (Gebruik de gebiedende vorm van 食べる (taberu), ‘eten’).
3. Lees dat boek. (Gebruik de gebiedende vorm van 読む (yomu), ‘lezen’).
4. Schrijf je naam. (Gebruik de gebiedende vorm van 書く (kaku), ‘schrijven’).
5. Wacht hier. (Gebruik de gebiedende vorm van 待つ (matsu), ‘wachten’).
6. Kijk naar de televisie. (Gebruik de gebiedende vorm van 見る (miru), ‘kijken’).
7. Drink water. (Gebruik de gebiedende vorm van 飲む (nomu), ‘drinken’).
8. Sta op. (Gebruik de gebiedende vorm van 立つ (tatsu), ‘staan’).
9. Open de deur. (Gebruik de gebiedende vorm van 開ける (akeru), ‘openen’).
10. Sluit het raam. (Gebruik de gebiedende vorm van 閉める (shimeru), ‘sluiten’).

1. Ren niet. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 走る (hashiru), ‘rennen’).
2. Eet dat niet. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 食べる (taberu), ‘eten’).
3. Praat niet. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 話す (hanasu), ‘spreken’).
4. Kom niet binnen. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 入る (hairu), ‘binnenkomen’).
5. Kijk niet weg. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 見る (miru), ‘kijken’).
6. Raak dat niet aan. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 触る (sawaru), ‘aanraken’).
7. Maak geen geluid. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 出す (dasu), ‘uitbrengen/geluid maken’).
8. Zet dat niet neer. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 置く (oku), ‘zetten/leggen’).
9. Schrijf dat niet. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 書く (kaku), ‘schrijven’).
10. Loop niet weg. (Gebruik de negatieve gebiedende vorm van 歩く (aruku), ‘lopen’).