1. Prosim, *pojdi* ven. (Gebruik de gebiedende wijs van ‘iti’ – gaan).
2. *Pojdite* v trgovino zdaj. (Meervoudsvorm van ‘iti’).
3. *Povej* mi resnico. (Gebiedende wijs van ‘povedati’ – vertellen).
4. *Poslušaj* me pozorno. (Gebiedende wijs van ‘poslušati’ – luisteren).
5. *Vzemi* to knjigo. (Gebiedende wijs van ‘vzeti’ – nemen).
6. *Pojdimo* na sprehod. (Wij-vorm van gebiedende wijs van ‘iti’).
7. *Napiši* pismo zdaj. (Gebiedende wijs van ‘narediti’ – schrijven).
8. *Pojdite* spat zgodaj. (Meervoud, gebiedende wijs van ‘iti’).
9. *Pojdi* počasi. (Gebiedende wijs van ‘iti’, enkelvoud).
10. *Pomagaj* mi prosim. (Gebiedende wijs van ‘pomagati’ – helpen).

1. (Ti) *piši* zvezek. (Gebruik de gebiedende wijs van ‘pisati’ voor ‘jij’).
2. (Vi) *berite* knjigo. (Gebruik de beleefde/meervoudsvorm van ‘brati’).
3. (Mi) *pojmo* pesem skupaj. (Gebruik de wij-vorm van ‘peti’).
4. (Ti) *poglej* to sliko. (Gebiedende wijs van ‘gledati’).
5. (Vi) *počakajte* tukaj. (Meervoudsvorm gebiedende wijs van ‘počakati’).
6. (Ti) *odpri* vrata. (Gebiedende wijs van ‘odpreti’).
7. (Mi) *delajmo* hitro. (Wij-vorm gebiedende wijs van ‘delati’).
8. (Vi) *naredite* domačo nalogo. (Meervoud, gebiedende wijs van ‘narediti’).
9. (Ti) *zapri* okno. (Gebiedende wijs van ‘zapreti’).
10. (Mi) *pojimo* na večerjo. (Wij-vorm gebiedende wijs van ‘iti’).