1. Proszę, *czytaj* tę książkę. (Hint: gebiedende wijs van ‘czytać’ voor ’ty’ betekent ‘lees’)
2. *Pisz* list do swojego przyjaciela. (Hint: gebiedende wijs van ‘pisać’ voor ’ty’ betekent ‘schrijf’)
3. *Mów* wolniej, proszę. (Hint: gebiedende wijs van ‘mówić’ voor ’ty’ betekent ‘spreek’)
4. *Weź* ten długopis. (Hint: gebiedende wijs van ‘wziąć’ voor ’ty’ betekent ‘neem’)
5. *Zjedz* obiad teraz. (Hint: gebiedende wijs van ‘zjeść’ voor ’ty’ betekent ‘eet’)
6. *Słuchaj* uważnie nauczyciela. (Hint: gebiedende wijs van ‘słuchać’ voor ’ty’ betekent ‘luister’)
7. *Idź* do sklepu po chleb. (Hint: gebiedende wijs van ‘iść’ voor ’ty’ betekent ‘ga’)
8. *Otwórz* okno, proszę. (Hint: gebiedende wijs van ‘otworzyć’ voor ’ty’ betekent ‘open’)
9. *Ucz się* pilnie do egzaminu. (Hint: gebiedende wijs van ‘uczyć się’ voor ’ty’ betekent ‘leer’)
10. *Pomóż* mi z tym zadaniem. (Hint: gebiedende wijs van ‘pomóc’ voor ’ty’ betekent ‘help’)

1. *Czytajcie* tę książkę na głos. (Hint: gebiedende wijs van ‘czytać’ voor ‘wy’ betekent ‘lees (jullie)’)
2. *Piszcie* listy do swoich przyjaciół. (Hint: gebiedende wijs van ‘pisać’ voor ‘wy’ betekent ‘schrijf (jullie)’)
3. *Mówcie* głośno, proszę. (Hint: gebiedende wijs van ‘mówić’ voor ‘wy’ betekent ‘spreek (jullie)’)
4. *Weźcie* swoje rzeczy. (Hint: gebiedende wijs van ‘wziąć’ voor ‘wy’ betekent ‘neem (jullie)’)
5. *Zjedzcie* wszystko na talerzu. (Hint: gebiedende wijs van ‘zjeść’ voor ‘wy’ betekent ‘eet (jullie)’)
6. *Słuchajcie* uważnie instrukcji. (Hint: gebiedende wijs van ‘słuchać’ voor ‘wy’ betekent ‘luister (jullie)’)
7. *Idźcie* do domu teraz. (Hint: gebiedende wijs van ‘iść’ voor ‘wy’ betekent ‘ga (jullie)’)
8. *Otwórzcie* drzwi, proszę. (Hint: gebiedende wijs van ‘otworzyć’ voor ‘wy’ betekent ‘open (jullie)’)
9. *Uczcie się* codziennie. (Hint: gebiedende wijs van ‘uczyć się’ voor ‘wy’ betekent ‘leer (jullie)’)
10. *Pomóżcie* mi z tym projektem. (Hint: gebiedende wijs van ‘pomóc’ voor ‘wy’ betekent ‘help (jullie)’)