Oefening 1: Eigennamen als onderwerp in Nepalees
2. *Sita* woont in Kathmandu, de hoofdstad van Nepal. (Hint: Gebruik een vrouwelijke eigenaam.)
3. *Bhaktapur* is beroemd om zijn oude tempels. (Hint: Gebruik een plaatsnaam als onderwerp.)
4. *Anita* gaat elke dag naar school. (Hint: Gebruik een vrouwelijke naam als onderwerp.)
5. *Hari* werkt als leraar in een kleine dorpsschool. (Hint: Gebruik een mannelijke naam.)
6. *Patan* ligt dicht bij Kathmandu en is een historische stad. (Hint: Plaatsnaam als onderwerp.)
7. *Gita* leest vaak boeken over Nepalese cultuur. (Hint: Gebruik een vrouwelijke naam.)
8. *Suresh* houdt van voetbal spelen met zijn vrienden. (Hint: Manier om een mannelijke naam te gebruiken.)
9. *Pokhara* is een populaire toeristische bestemming in Nepal. (Hint: Plaatsnaam als onderwerp.)
10. *Maya* zingt graag traditionele Nepalese liederen. (Hint: Gebruik een vrouwelijke naam.)
Oefening 2: Eigennamen in combinatie met werkwoorden
2. *Sita* *kookt* heerlijke Nepalese gerechten. (Hint: Vrouwelijke naam met werkwoord ‘koken’.)
3. *Bhaktapur* *heeft* veel oude gebouwen. (Hint: Plaatsnaam met werkwoord ‘hebben’.)
4. *Anita* *leest* graag boeken in de bibliotheek. (Hint: Vrouwelijke naam met werkwoord ‘lezen’.)
5. *Hari* *speelt* vaak voetbal na schooltijd. (Hint: Mannelijke naam met werkwoord ‘spelen’.)
6. *Patan* *ligt* in het Kathmandu-dal. (Hint: Plaatsnaam met werkwoord ‘liggen’.)
7. *Gita* *zingt* elke zondag in de tempel. (Hint: Vrouwelijke naam met werkwoord ‘zingen’.)
8. *Suresh* *werkt* als gids voor toeristen. (Hint: Mannelijke naam met werkwoord ‘werken’.)
9. *Pokhara* *is* beroemd om zijn meren. (Hint: Plaatsnaam met werkwoord ‘zijn’.)
10. *Maya* *danst* tijdens het festival. (Hint: Vrouwelijke naam met werkwoord ‘dansen’.)