Oefening 1: Eigennamen en hoofdletters in het Welsh
2. Mijn vriend heet *Dafydd* en hij komt uit Wales (gebruik een Welshe voornaam).
3. We bezoeken vaak het kasteel van *Conwy* in de vakantie (gebruik een Welshe kasteelnaam).
4. De rivier die door de vallei stroomt heet de *Afon* Dyfrdwy (gebruik het Welshe woord voor rivier).
5. Mijn leraar heet meneer *Jones* (gebruik een veel voorkomende Welshe achternaam).
6. De beroemde dichter is *Dylan Thomas* (gebruik een bekende Welshe naam).
7. Ze gingen wandelen in het gebied van *Snowdonia* (gebruik de Engelse naam van een bekend Welshe natuurgebied).
8. Het dorp naast ons heet *Llanfair* (gebruik een typische Welshe plaatsnaam die met Llan begint).
9. De nationale sport van Wales is *rugby* (gebruik een woord dat met een eigenaam verbonden is).
10. De hoofdstad van Wales is *Caerdydd* (herhaling voor bevestiging, met hoofdletter).
Oefening 2: Eigennamen in zinsverband en grammaticale functies
2. Ik ben naar het museum in *Aberystwyth* geweest (gebruik een Welshe kustplaats als plaatsaanduiding).
3. *Rhiannon* zingt vaak in het koor van haar dorp (gebruik een Welshe meisjesnaam als onderwerp).
4. Het boek van *Owain* ligt op de tafel (gebruik een Welshe jongensnaam met bezittelijk voornaamwoord).
5. We hebben geluncht in het café van *Pontypridd* (gebruik een Welshe stad als locatie).
6. *Cymru* betekent Wales in het Welsh (gebruik het Welshe woord voor Wales).
7. De trein naar *Llanelli* vertrekt om tien uur (gebruik een Welshe plaatsnaam als bestemming).
8. *Siân* heeft haar huiswerk gemaakt (gebruik een Welshe meisjesnaam als onderwerp).
9. Het verhaal speelt zich af in *Pembrokeshire* (gebruik een Welshe graafschap als plaatsnaam).
10. De vlag van *Wales* heeft een rode draak (gebruik de Engelse naam van Wales in een eigenaamcontext).