Oefening 1: Eigennamen in de nominatief
2. *Maribor* is een grote stad in het noordoosten van Slovenië. (Hint: Schrijf de naam van de stad zonder verbuigingen.)
3. *Triglav* is de hoogste berg in Slovenië. (Hint: Gebruik de eigennaam van de berg in de standaardvorm.)
4. *Tina* gaat elke dag naar school. (Hint: Gebruik de meisjesnaam in de nominatief.)
5. *Peter* woont in een klein dorpje. (Hint: Gebruik de jongensnaam zonder verbuigingen.)
6. *Drava* is een rivier die door Slovenië stroomt. (Hint: Gebruik de naam van de rivier in de basisvorm.)
7. *Slovenija* is een land in Centraal-Europa. (Hint: Gebruik de naam van het land in de standaardvorm.)
8. *Bled* heeft een bekend meer met een eiland. (Hint: Gebruik de plaatsnaam in de nominatief.)
9. *Maja* leest graag boeken. (Hint: Gebruik de meisjesnaam zonder verbuigingen.)
10. *Koper* ligt aan de Adriatische Zee. (Hint: Gebruik de naam van de stad in de basisvorm.)
Oefening 2: Eigennamen in de genitief
2. De boeken van *Petra* liggen op tafel. (Hint: Gebruik de genitief van de jongensnaam Peter.)
3. De top van *Triglava* is bedekt met sneeuw. (Hint: Genitief van de bergnaam Triglav.)
4. De inwoners van *Maribora* zijn vriendelijk. (Hint: Genitief van de stad Maribor.)
5. De schoonheid van *Bleda* trekt veel toeristen. (Hint: Genitief van de plaatsnaam Bled.)
6. De rivier *Drave* stroomt door het landschap. (Hint: Genitief van de rivier Drava.)
7. De geschiedenis van *Slovenije* is interessant. (Hint: Genitief van het land Slovenië.)
8. De vriend van *Maje* helpt haar met huiswerk. (Hint: Genitief van de meisjesnaam Maja.)
9. Het strand van *Koperja* is schoon. (Hint: Genitief van de stad Koper.)
10. De straten van *Ljubljane* zijn druk in de zomer. (Hint: Genitief van de hoofdstad Ljubljana.)