1. *Sarajevo* je glavni grad Bosne i Hercegovine. (Gebruik de juiste vorm van de plaatsnaam in het onderwerp)
2. *Marko* ide u školu svaki dan. (Gebruik de juiste vorm van de voornaam in het onderwerp)
3. *Milica* voli čitati knjige. (Gebruik de juiste vorm van de voornaam in het onderwerp)
4. *Novi Sad* se nalazi u Srbiji. (Gebruik de juiste vorm van de plaatsnaam in het onderwerp)
5. *Drina* je rijeka između Bosne i Srbije. (Gebruik de juiste vorm van de riviernaam in het onderwerp)
6. *Tuzla* je poznata po solnoj industriji. (Gebruik de juiste vorm van de plaatsnaam in het onderwerp)
7. *Adnan* je moj prijatelj iz škole. (Gebruik de juiste vorm van de voornaam in het onderwerp)
8. *Jelena* svira klavir dobro. (Gebruik de juiste vorm van de voornaam in het onderwerp)
9. *Mostar* ima stari most. (Gebruik de juiste vorm van de plaatsnaam in het onderwerp)
10. *Ivan* radi u bolnici. (Gebruik de juiste vorm van de voornaam in het onderwerp)

1. Kuća *Adnana* je velika. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
2. Automobil *Milice* je crven. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
3. Park *Sarajeva* je lijep. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
4. Kapa *Jelene* je plava. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
5. Most *Mostara* je poznat. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
6. Kuća *Ivice* je stara. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
7. Bicikl *Marka* je nov. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
8. Rijeka *Drine* je duga. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
9. Knjiga *Tuzle* je zanimljiva. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)
10. Stan *Ivana* je u centru grada. (Gebruik de genitief om bezit aan te geven)