Oefening 1: Werkwoordvervoegingen in het Tsjechisch
2. My *jsme* v parku včera. (Hint: Gebruik de juiste vorm van het hulpwerkwoord ‘být’ in verleden tijd voor ‘wij’.)
3. Ty *máš* novou knihu. (Hint: Gebruik de tweede persoon enkelvoud van het werkwoord ‘mít’ – hebben.)
4. Oni *jedí* oběd teď. (Hint: Derde persoon meervoud van ‘jíst’ – eten.)
5. Já *píšu* dopis. (Hint: Eerste persoon enkelvoud van het werkwoord ‘psát’ – schrijven.)
6. Vy *učíte* češtinu dobře. (Hint: Tweede persoon meervoud van ‘učit’ – leren/onderwijzen.)
7. Dítě *spí* v posteli. (Hint: Derde persoon enkelvoud van ‘spát’ – slapen.)
8. My *chodíme* do kina často. (Hint: Eerste persoon meervoud van ‘chodit’ – gaan.)
9. On *má* rád hudbu. (Hint: Derde persoon enkelvoud van ‘mít’ – hebben, houden van.)
10. Ty *pracuješ* v kanceláři. (Hint: Tweede persoon enkelvoud van ‘pracovat’ – werken.)
Oefening 2: Gebruik van bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden
2. Mám *červenou* knihu. (Hint: Vrouwelijk geslacht bijvoeglijk naamwoord voor ‘boek’ – rood.)
3. On má *malého* psa. (Hint: Gebruik de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord voor mannelijk levend in accusatief – klein.)
4. Vidím *nové* auto. (Hint: Onzijdig geslacht bijvoeglijk naamwoord in accusatief – nieuw.)
5. Máme *staré* stromy v zahradě. (Hint: Meervoud bijvoeglijk naamwoord voor ‘bomen’ – oud.)
6. Ta kočka je *černá*. (Hint: Vrouwelijk geslacht bijvoeglijk naamwoord in nominatief – zwart.)
7. Koupil jsem *hezký* obraz. (Hint: Mannelijk onzijdig bijvoeglijk naamwoord in accusatief – mooi.)
8. Vidíš *malé* děti? (Hint: Meervoud bijvoeglijk naamwoord voor ‘kinderen’ – klein.)
9. To je *dobrý* nápad. (Hint: Mannelijk onzijdig bijvoeglijk naamwoord in nominatief – goed.)
10. Ona má *novou* práci. (Hint: Vrouwelijk geslacht bijvoeglijk naamwoord in accusatief – nieuw.)