Oefening 1: Eenvoudige zinnen met werkwoorden in het Kazachs
2. Ол кітапты *оқиды* (gebruik het werkwoord ‘lezen’ in de derde persoon enkelvoud).
3. Біз бірге *жүреміз* (werkwoord ‘lopen’ in de eerste persoon meervoud).
4. Сен үйге *келесің* (werkwoord ‘komen’ in de tweede persoon enkelvoud).
5. Олар киноға *барады* (werkwoord ‘gaan’ in derde persoon meervoud).
6. Мен су ішуді *ұнатамын* (werkwoord ‘houden van’ in eerste persoon enkelvoud).
7. Анасы тамақты *дайындайды* (werkwoord ‘bereiden’ in derde persoon enkelvoud).
8. Біз қазақ тілін *үйренеміз* (werkwoord ‘leren’ in eerste persoon meervoud).
9. Сен досыңмен *ойнадың* (werkwoord ‘spelen’ in verleden tijd, tweede persoon enkelvoud).
10. Олар мектептен кейін *кетеді* (werkwoord ‘vertrekken’ in derde persoon meervoud).
Oefening 2: Bezittelijke voornaamwoorden en eenvoudige vragen in het Kazachs
2. Сенің ағашың қайда? (vraagzin met bezittelijk voornaamwoord ‘jouw’).
3. Оның үйі үлкен (gebruik het bezittelijk voornaamwoord ‘zijn/haar’).
4. Біз *біздің* мектебімізге барамыз (gebruik het bezittelijk voornaamwoord ‘ons/onze’).
5. Олар *олардың* достары (gebruik het bezittelijk voornaamwoord ‘hun’).
6. Бұл кімнің қаламы? (vraagwoord voor ‘wiens’).
7. Сен қайда барасың? (vraagwoord voor ‘waar’).
8. Ол не істейді? (vraagwoord voor ‘wat’).
9. Біз кімбіз? (vraagwoord voor ‘wie’).
10. Бұл не? (vraagwoord voor ‘wat’ voor dingen).