Oefening 1: Demonstrerende bijvoeglijke naamwoorden voor dichtbij
2. Ik zie *ಈ* ಹುಡುಗಿ in het park. (Gebruik het woord voor ‘deze’ vrouw dichtbij.)
3. Neem *ಈ* ಕಾಗದ mee. (Gebruik het woord voor ‘dit’ papier dichtbij.)
4. Kijk naar *ಈ* ಮನೆ. (Welk woord gebruik je voor ‘dit’ huis dichtbij?)
5. Hij draagt *ಈ* ಜೋಡಿ ಬೂಟುಗಳು. (Kies het juiste woord voor ‘deze’ schoenen dichtbij.)
6. Zij houdt van *ಈ* ಚಿತ್ರ. (Gebruik het woord voor ‘dit’ schilderij dichtbij.)
7. We lezen *ಈ* ಪತ್ರ. (Welk woord gebruik je voor ‘deze’ brief dichtbij?)
8. Zij koopt *ಈ* ಹಣ್ಣುಗಳು. (Kies het woord voor ‘deze’ vruchten dichtbij.)
9. Dit is *ಈ* ಟೇಬಲ್ waarop ik werk. (Gebruik het woord voor ‘deze’ tafel dichtbij.)
10. Ik heb *ಈ* ಚಿನ್ನದ ಉಂಗುರ. (Welk woord gebruik je voor ‘deze’ gouden ring dichtbij?)
Oefening 2: Demonstrerende bijvoeglijke naamwoorden voor verder weg
2. Ik zie *ಅವು* ಮರಗಳು in het bos. (Gebruik het woord voor ‘die’ bomen verder weg.)
3. Zij wijst naar *ಅದು* ಹಕ್ಕಿ in de lucht. (Welk woord gebruik je voor ‘die’ vogel verder weg?)
4. Neem *ಅವು* ಪುಸ್ತಕಗಳು van de tafel. (Kies het juiste woord voor ‘die’ boeken verder weg.)
5. Kijk naar *ಅದು* ನದಿ. (Gebruik het woord voor ‘die’ rivier verder weg.)
6. Hij draagt *ಅವು* ಬಟ್ಟೆಗಳು die we gisteren kochten. (Welk woord gebruik je voor ‘die’ kleren verder weg?)
7. Zij houdt van *ಅದು* ಚಿತ್ರ aan de muur. (Kies het woord voor ‘dat’ schilderij verder weg.)
8. We lezen *ಅದು* ಪತ್ರ dat gisteren kwam. (Gebruik het woord voor ‘dat’ brief verder weg.)
9. Dat zijn *ಅವು* ಹಣ್ಣುಗಳು op de tafel. (Welk woord gebruik je voor ‘die’ vruchten verder weg?)
10. Ik heb *ಅದು* ಚಿನ್ನದ ಉಂಗುರ dat ik vond. (Kies het woord voor ‘die’ gouden ring verder weg.)