Oefening 1: Demonstrerende bijvoeglijke naamwoorden met mannelijke zelfstandige naamwoorden
2. Látom *azt* a fiút az utcán. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
3. *Ez* a könyv érdekes. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
4. Nem szeretem *azt* a filmet. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
5. *Ez* a szék kényelmes. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
6. Megveszem *azt* a telefont. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
7. *Ez* a kutya barátságos. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
8. Nézzük meg *azt* a filmet! (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
9. *Ez* a szám nagyon szép. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
10. Szeretem *azt* a dalt. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
Oefening 2: Demonstrerende bijvoeglijke naamwoorden met vrouwelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden
2. Szeretem *azt* a virágot. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
3. *Ez* a ház nagy. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een onzijdig zelfstandig naamwoord.)
4. Nézd meg *azt* az autót! (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een onzijdig zelfstandig naamwoord.)
5. *Ez* a ruha szép. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
6. Megveszem *azt* a könyvet. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een onzijdig zelfstandig naamwoord.)
7. *Ez* az étel finom. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een onzijdig zelfstandig naamwoord.)
8. Nem szeretem *azt* a kérdést. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
9. *Ez* a macska cuki. (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
10. Nézd meg *azt* a házat! (Gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een onzijdig zelfstandig naamwoord.)