Oefening 1: Gebruik van demonstratieve lidwoorden (dit, dat, daar)
2. *Ang* libro na iyon ay bago. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “dat” verder weg van de spreker.)
3. *Ang* tao rito ay guro. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “hier” dichtbij de spreker.)
4. *Ang* pagkain diyan ay masarap. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “daar” bij de toehoorder.)
5. *Ang* kotse na iyon ay mabilis. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “dat” verder weg van spreker en toehoorder.)
6. *Ang* lapis na ito ay bago. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “dit” dichtbij de spreker.)
7. *Ang* mesa rito ay matibay. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “hier” dichtbij de spreker.)
8. *Ang* damit diyan ay maganda. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “daar” bij de toehoorder.)
9. *Ang* bulaklak na iyon ay mabango. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “dat” verder weg van spreker en toehoorder.)
10. *Ang* sapatos na ito ay bago. (Gebruik het demonstratief lidwoord voor “dit” dichtbij de spreker.)
Oefening 2: Kies het juiste demonstratieve lidwoord in context
2. Nakita mo ba *ang* tao diyan sa tindahan? (Gebruik “diyan” voor iets bij de toehoorder.)
3. Hindi ko makita *ang* kotse na iyon sa kalsada. (Gebruik “doon” voor iets ver van spreker en toehoorder.)
4. Gusto ko *ang* libro na ito. (Gebruik “ito” voor dichtbij de spreker.)
5. Nasa mesa *ang* pagkain diyan. (Gebruik “diyan” voor dichtbij de toehoorder.)
6. Nandiyan *ang* telepono sa lamesa. (Gebruik “diyan” om te wijzen naar iets bij de toehoorder.)
7. Ilan ang tao sa bahay *na iyon*? (Gebruik “iyon” voor iets verder weg van spreker en toehoorder.)
8. Gusto kong bumili ng sapatos *na ito*. (Gebruik “ito” voor dichtbij de spreker.)
9. Nasa likod ng paaralan *ang* puno na iyon. (Gebruik “iyon” voor iets ver weg.)
10. Tingnan mo *ang* larawan diyan. (Gebruik “diyan” voor dichtbij de toehoorder.)