Oefening 1: Werkwoordstijden in declaratieve zinnen
2. ऊ भोलि बजार *जानेछ*। (Toekomstige tijd van ‘gaan’ in Nepalees)
3. हामीले खाना *खायौं*। (Verleden tijd van ‘eten’ in Nepalees)
4. उनीहरु अहिले किताब *पढिरहेका छन्*। (Tegenwoordige duurvorm van ‘lezen’)
5. म बिहान उठेर नास्ता *गरें*। (Verleden tijd van ‘doen/maken’)
6. तपाईँ स्कूल कहिले *जानुहुन्छ*? (Tegenwoordige tijd van ‘gaan’, beleefdheidsvorm)
7. मेरो भाइले नयाँ घर *किन्यो*। (Verleden tijd van ‘kopen’)
8. हामी बिहान ८ बजे *जानेछौं*। (Toekomstige tijd van ‘gaan’ in eerste persoon meervoud)
9. ऊ विद्यालयमा खेलकुद *गर्छ*। (Tegenwoordige tijd van ‘doen’/’spelen’)
10. मैले त्यो फिल्म पहिले *हेरेँ*। (Verleden tijd van ‘kijken’)
Oefening 2: Zinsstructuur en onderwerp-werkwoord overeenstemming
2. म पढ्न मन *पर्छ*। (Tegenwoordige tijd van ‘houden van’ in eerste persoon enkelvoud)
3. उनीहरु बिहान छिटो *उठ्छन्*। (Tegenwoordige tijd meervoud van ‘opstaan’)
4. मेरो आमा भान्सा मा खाना *पकाउनुहुन्छ*। (Tegenwoordige beleefdheidsvorm van ‘koken’)
5. हामीले त्यो गीत धेरै *गायौं*। (Verleden tijd van ‘zingen’ in eerste persoon meervoud)
6. ऊ काममा जानु अघि चिया *पिउँछ*। (Tegenwoordige tijd van ‘drinken’)
7. तिमी खेल मैदानमा *खेल्छौ*। (Tegenwoordige tijd van ‘spelen’ in tweede persoon enkelvoud)
8. बालबालिकाहरु पार्कमा रमाइलो *गर्दछन्*। (Tegenwoordige tijd meervoud van ‘plezier maken’)
9. मैले नयाँ पुस्तक *किनें*। (Verleden tijd van ‘kopen’)
10. उनीहरु साँझमा चलचित्र *हेर्छन्*। (Tegenwoordige tijd meervoud van ‘kijken’)