Oefening 1: Werkwoordsvormen in declaratieve zinnen
2. Ние *одиме* на работа рано наутро. (Gebruik de tegenwoordige tijd van „gaan“ voor „wij“).
3. Таа вчера *купила* нова облека. (Gebruik de verleden tijd van „kopen“ voor „zij“).
4. Јас секогаш *пијам* кафе наутро. (Gebruik de tegenwoordige tijd van „drinken“ voor „ik“).
5. Вие *работите* многу напорно. (Gebruik de tegenwoordige tijd van „werken“ voor „jullie/u“).
6. Тие вчера *играа* фудбал во паркот. (Gebruik de verleden tijd van „spelen“ voor „zij meervoud“).
7. Мама *готви* вкусна вечера синоќа. (Gebruik de verleden tijd van „koken“ voor „mama“).
8. Јас *пишувам* писмо на пријателот. (Gebruik de tegenwoordige tijd van „schrijven“ voor „ik“).
9. Тие секој ден *учат* македонски јазик. (Gebruik de tegenwoordige tijd van „leren“ voor „zij meervoud“).
10. Тој вчера *спиеше* до подоцна. (Gebruik de verleden tijd van „slapen“ voor „hij“).
Oefening 2: Woordvolgorde in Macedonische declaratieve zinnen
2. Таа *гледа* телевизија секоја вечер. (Plaats het werkwoord in tegenwoordige tijd na het onderwerp „zij“).
3. Ние *јадевме* вкусен ручек во ресторан. (Plaats het werkwoord in verleden tijd na het onderwerp „wij“).
4. Вие *слушате* музика во училницата. (Plaats het werkwoord in tegenwoordige tijd na het onderwerp „jullie/u“).
5. Тие *пишуваа* домашна задача вчера. (Plaats het werkwoord in verleden tijd na het onderwerp „zij meervoud“).
6. Тој *пие* вода секој ден. (Plaats het werkwoord in tegenwoordige tijd na het onderwerp „hij“).
7. Мојот брат *работи* во болница. (Plaats het werkwoord in tegenwoordige tijd na het onderwerp „mijn broer“).
8. Јас *учев* македонски јазик минатата година. (Plaats het werkwoord in verleden tijd na het onderwerp „ik“).
9. Таа *трча* брзо на утринска трка. (Plaats het werkwoord in tegenwoordige tijd na het onderwerp „zij“).
10. Ние *игравме* кошарка во училишниот двор. (Plaats het werkwoord in verleden tijd na het onderwerp „wij“).